Besloten Vennootschap of eenmanszaak?

Welke rechtsvorm is het meest geschikt voor uw onderneming? Er zijn uiteraard meer vormen dan de Besloten Vennootschap of de Eenmanszaak.  Maar de eenmanszaak en de Besloten Vennootschap zijn wel de meest gebruikte vormen. Dit artikel kan u helpen een keuze tussen deze twee vormen te maken. Om het overzichtelijk te houden ben ik er van uit gegaan dat er slechts één eigenaar/ondernemer is.

Vuistregel

De belangrijkste reden om voor een Besloten Vennootschap te kiezen is de beperkte aansprakelijkheid.  De Besloten Vennootschap is een aparte rechtspersoon die in principe alleen aansprakelijk is met het vermogen van de Besloten Vennootschap. Bij een eenmanszaak is er geen onderscheid tussen privé-vermogen en ondernemingsvermogen. De eigenaar is privé aansprakelijk voor eventuele schulden van de eenmanszaak.

Daar staat tegenover dat de eenmanszaak , tenzij u een winst heeft van meer dan 100.000-150.000 per jaar,  fiscaal voordeliger is dan een Besloten Vennootschap,  minder kost om op te richten en vaak lagere administratiekosten heeft. Het voordeel ligt meestal grofweg tussen de 3.000 tot 5.000,- per jaar wat u minder kwijt bent aan belasting e.d.

Dus als vuistregel kunt u aanhouden: is uw winst lager dan ± 100.000 en is aansprakelijkheid geen belangrijk criterium, kies dan voor de eenmanszaak. Verdient u meer dan € 150.000 laat dan in ieder geval onderzoeken of u voor een Besloten Vennootschap moet kiezen. Is de aansprakelijkheid niet goed af te dekken en wel een reëel risico. Onderzoek dan of deze risico’s dmv een BV voldoende kunnen worden afgedekt.

Hoe gaat de belasting heffing voor een eenmanszaak en een Besloten Vennootschap?

De Besloten Vennootschap:

  1. De Besloten Vennootschap betaalt maandelijks loon uit aan u als eigenaar en de Besloten Vennootschap betaald hierover (maandelijks) loonbelasting. Het loon dient tenminste het “gebruikelijk loon Directeur Groot  Aandeelhouder” te zijn.
  2. De Besloten Vennootschap betaalt jaarlijks Vennootschapsbelasting (aangifte Vennootschapsbelasting) over de winst (na aftrek van uw loonkosten) 20% over de eerste 200.000 winst, 25% over de winst hoger dan 200.000.
  3. De winst na aftrek van de Vennootschapsbelasting, kan (op een min of meer zelf te kiezen moment) worden uitgekeerd aan de aandeelhouder/eigenaar. Over de winstuitkering is dan nog eens 25% inkomstenbelasting verschuldigd (Box 2), dit tarief is in 2014 tijdelijk verlaagd naar 22% (over maximaal € 250.000).

De Eenmanszaak:

U betaald jaarlijks inkomstenbelasting over de winst  door middel van de aangifte inkomstenbelasting. De inkomstenbelasting wordt berekend door op de commerciële winst een aantal bedragen fiscaal in aftrek brengen dit zijn:

  1. Voor de oudedagsvoorziening  (FOR) mag 12% afgetrokken worden van de winst tot een maximum van € 12.500 (tarief 2014). Dit is in principe uitstel van betaling van belasting tot dat u stopt met uw bedrijf of de AOW gerechtigde leeftijd bereikt. Dan valt de opgebouwde FOR in principe vrij en moet u  de dan geldende inkomstenbelasting alsnog betalen over het vrijgevallen bedrag.
  2. Startersaftrek (alleen de eerste drie jaar) elk jaar € 2.123.
  3. De zelfstandigenaftrek is maximaal € 7.280 en loopt naar nul naarmate de winst hoger wordt. Als u ouder bent dan 65 jaar dan is de zelfstandigenaftrek de helft.
  4. Winst vrijstelling 14% (Dus het maximale tarief inkomstenbelasting 2014 van de ondernemer daalt daarmee van 52% naar 44,7%)
  5. Eventueel Meewerkaftrek als uw partner meewerkt en de stakingsaftrek  als uw onderneming stopt.

De verschillen.

De verschillen tussen de B.V. en de eenmanszaak betreffen dus in hoofdzaak aansprakelijkheid en belastingdruk. Bij een keuze voor de B.V. bestaan betere mogelijkheden voor  afscherming van het privé-vermogen dan bij de eenmanszaak. Dit kan in gevallen waarin de aansprakelijkheidsrisico’s niet goed zijn af te dekken door middel van algemene voorwaarden en/of een aansprakelijkheidsverzekering een goede reden zijn om te kiezen voor de BV. Voor wat betreft de belastingdruk voor eenmanszaak of BV blijkt pas bij hoge winsten de BV fiscaal voordeliger te zijn als de dividendbelasting niet meegenomen wordt. Pas dan wordt het gemis van de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling ingehaald door met name het feit dat over de winsten van de BV, na heffing van vennootschapsbelasting, niet direct de aanvullende 25% inkomstenbelasting is verschuldigd. Pas in het jaar waarin gekozen is voor een dividenduitkering aan de DGA wordt deze 25% belasting afgerekend (dit tarief is dus in 2014 tijdelijk verlaagd naar 22% zie hierboven).

Tot slot nog de BTW. De heffing van deze belasting is grotendeels voor de BV en de eenmanszaak gelijk maar er zijn zeker ook (kleine) verschillen. Voor de eenmanszaak zijn er wat aanvullende regelingen zoals:

  • De Kleine Ondernemers Regeling (KOR).
  • Teruggave BTW van de brandstof- en onderhoudskosten naar rato van het zakelijke gebruik t.o.v. het totaal aantal gereden kilometers door een privé auto .

Geld verstrekken aan een vennootschap en onzakelijke lening

Geld verstrekt aan een vennootschap behoort of tot het vreemd vermogen of tot het kapitaal  van de vennootschap maar kan ook gekwalificeerd worden als onzakelijk. 

Vreemd vermogen (vv) of kapitaal?

In eerste instantie moet worden beoordeeld of een lening fiscaal als lening (vv) kan worden aangemerkt. Hiervoor is in beginsel de civielrechtelijke vorm van de geldverstrekking beslissend. Hoofdregel is het bestaan van een terugbetalingsverplichting. Op deze hoofdregel bestaan drie uitzonderingen. De lening wordt fiscaal als eigen vermogen aangemerkt, indien deze als een  schijnlening,  een deelnemerschapslening of een bodemlozeputlening kwalificeert.

Bij een schijnlening lijkt een lening te zijn verstrekt, maar is ‘in wezen’ sprake van het verstrekken van eigen vermogen.

De deelnemerschapslening is een winstdelende lening en heeft vanwege looptijd, achterstelling en aflossing de kenmerken van eigen vermogen.

Bij een bodemlozeputlening staat reeds bij het verstrekken van de lening vast dat deze (geheel of gedeeltelijk) niet zal worden terug betaald.

Als één van deze uitzonderingen van toepassing is, wordt de lening fiscaal gezien als het verstrekken van eigen vermogen. In dat geval zijn de vergoedingen als dividend (bij verstrekker) aan te merken en niet aftrekbaar van het resultaat /inkomen(bij verkrijger). Ook kunnen afwaarderingen bij de verstrekker niet ten laste van het resultaat of inkomen worden gebracht.

De lening wordt gezien als onzakelijk

Bij een ‘onzakelijke lening’ is er fiscaal sprake van een ‘lening’ (dus vreemd vermogen, rente in beginsel aftrekbaar bij de verkrijger, mits zakelijk, en belastbaar bij de verstrekker). Echter, een eventueel afwaarderingsverlies op de lening vanwege (gedeeltelijke) oninbaarheid, kan niet ten laste van het fiscale resultaat/inkomen worden gebracht bij de verstrekker. De kernoverweging in 2008 van de Hoge Raad voor een ‘onzakelijke lening’ is de volgende:  ‘Indien en voor zover een geldverstrekking door een vennootschap aan haar aandeelhouder plaatsvindt onder zodanige voorwaarden en omstandigheden dat daarbij door die vennootschap een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen, moet – behoudens bijzondere omstandigheden – ervan worden uitgegaan dat die vennootschap dat debiteurenrisico in zoverre heeft aanvaard met de bedoeling het belang van haar aandeelhouder in die hoedanigheid te dienen. Dit brengt mee dat een eventueel verlies op de geldlening in zoverre niet in mindering op de winst van die vennootschap kan worden gebracht.’

In latere arresten is de kwalificatie onzakelijke lening verder verduidelijkt.

Criteria die van belang zijn:

  • Zou de lening ook door een onafhankelijke derde onder dezelfde omstandigheden verstrekt zijn.
  • Is de lening schriftelijk correct vastgelegd.
  • Wordt er een zakelijke rente berekend en daadwerkelijk betaald.
  • Is er een aflossingsschema overeengekomen.
  • Zijn er zekerheden verstrekt.

Het onzakelijke karakter geldt voor de gehele lening, dus een lening kan niet deels zakelijk en deels onzakelijk zijn (dit geldt dus ook voor de eventueel schuldig gebleven rente).

De vraag of sprake is van een onzakelijke lening, dient primair te worden beoordeeld op het moment van aangaan van de lening. Echter, een zakelijke lening kan tijdens de looptijd alsnog onzakelijk worden, bijvoorbeeld als de schuldeiser geheel onverplicht de leningsvoorwaarden versoepelt.

Een onzakelijke lening wordt bij kwijtschelding een informele kapitaalstorting bij de verkrijger van de lening en verhoogt derhalve de verkrijgingsprijs van de aandelen.

Stamrecht BV 2014

Vanaf 1 januari 2014 moet een werknemer direct afrekenen als hij een ontslaguitkering ontvangt. De stamrechtvrijstelling blijft nog wel gelden voor werknemers die uiterlijk 31 december te horen hebben gekregen dat ze moeten vertrekken, maar waarvan de werkelijke ontslagdatum vóór 1 juli 2014 ligt.

Tot 1 januari  2014 kon een werknemer een ontvangen ontslagvergoeding fiscaal voordelig onderbrengen bij een stamrecht BV, een bank, een beleggingsinstelling of een verzekeraar. Per 1 januari 2014 is dat niet meer mogelijk,  dan verdwijnt de stamrechtvrijstelling.  Een werknemer moet in 2014 dus direct  afrekenen over een ontvangen ontslagvergoeding. Voor bestaande gevallen blijft de stamrechtvrijstelling bestaan, maar zij  kunnen in 2014 ook kiezen voor de overgangsregeling. Nemen werknemers het stamrecht in 2014 in één keer op, dan hoeven ze over slechts 80% van de uitkering inkomstenbelasting te betalen.

Bron: Belastingdienst

Het wettelijk minimum bruto loon (WML) per 1 januari 2014

Voor werknemers tussen de 23 en 65 jaar bedraagt het bruto minimumloon exclusief vakantietoeslag per 1 januari 2014 € 1.485,60 per maand bij een volledige werkweek van 38 uur. Het minimumloon voor werknemers van 15 tot en met 22 jaar is een percentage van dit loon te weten respectievelijk 30%, 34,5%, 39,5%, 45,5%, 52,5%, 61,5%, 72,5% en 85%. Voor personen jonger dan 15 jaar wordt geen minimum loon vastgesteld. Een wettelijk minimum uurloon bestaat niet. Het uurloon dat u tenminste moet uitbetalen, bepaalt u door het maandloon te vermenigvuldigen met 12 vervolgens te delen door 52 en vervolgens te delen door het aantal uren per week dat in uw onderneming als volledig dienstverband geldt.

Vrijstelling voor schenkingen omhoog

Sinds 1 oktober 2013 is de eenmalig verhoogde vrijstelling van € 51.407 voor schenkingen voor de eigen woning van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar tijdelijk verruimd. Van 1 oktober 2013 tot waarschijnlijk 1 januari 2015 is de vrijstelling € 100.000. Bovendien geldt de vrijstelling voor iedere schenking die wordt gebruikt voor de eigen woning. Het hoeft dus geen schenking te zijn van een ouder aan een kind en de ontvanger hoeft niet tussen de 18 en 40 jaar te zijn.

Onder schenkingen voor de eigen woning valt sinds 1 oktober ook een schenking die bestemd is voor de aflossing van een restschuld. Deze verruiming is permanent. Hebt u al gebruikgemaakt van de eenmalig verhoogde vrijstelling van € 51.407 en wilt u gebruikmaken van de tijdelijke verruiming? Dan moet u het al eerder geschonken bedrag aftrekken van de verruimde vrijstelling van € 100.000.

Voor meer informatie zie site belastingdienst.

Valkuil BTW bij buitenlandse transacties binnen de EU

De BTW regels bij grensoverschrijdende transacties binnen de EU zijn anders als er sprake is van afstandverkopen aan particulieren. Bij een afstandverkoop vindt het vervoer plaats voor rekening van de leverancier. De afnemer komt het product niet zelf ophalen, maar uw onderneming stuurt het vanuit Nederland op. Als u bijvoorbeeld aan particulieren in het buitenland levert via een webshop dan moet u rekening houden met het per land vastgestelde drempelbedrag. Als u bijvoorbeeld voor meer dan € 100.000 aan particulieren in Duitsland levert dan zult u Duitse Mehrwertsteur in plaats van Nederlandse BTW  in rekening moeten brengen! U moet dan dus een Duits identificatienummer aanvragen en de in rekening gebracht Mehrwertsteur aan de Duitse fiscus afdragen. Meer informatie hierover vind u op de site van de belastingdienst.

Winstvrijstelling vanaf 2013 van 12% naar 14%

Vanaf 2013 zal de winstvrijstelling voor ondernemers voor de Inkomstenbelasting verhoogd worden van 12% naar 14%. Dit voorstel is nog niet in het Belastingplan 2013 opgenomen, maar blijkt uit de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De winstvrijstelling is een vast percentage dat u mag aftrekken over de winst na aftrek van de ondernemersaftrek. De ondernemersaftrek is het gezamenlijke bedrag van de zelfstandigenaftrek, aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, meewerkaftrek, startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid en de stakingsaftrek.